Mijn vader, Zenon Sutarzewicz, werd geboren op 16 februari 1914 in Wielun, een dorpje in de regio Lodz, ongeveer 200 kilometer ten zuidwesten van Warszawa. Hij groeide op in een gezin met twee broers en een zus. De kinderen hadden een zorgeloze en gelukkige jeugd. Na zijn middelbare schoolopleiding volgde mijn vader de lerarenopleiding. In 1937 rondde hij in het Poolse leger de opleiding onderofficier af.

Foto met dank aan Trees van Heck- Kloosterman.

 Na het bombardement op Wielun op 1 september 1939 en het uitbreken van de tweede wereldoorlog maakte mijn vader deel uit van de Poolse troepen die naar Rusland werden gedeporteerd. Later sloot hij zich aan bij de Poolse troepen die in 1941 in Tobroek-Libië arriveerden en onder Brits commando werden gesteld op 1 april 1942. Ruim een jaar later, 21 juni 1943, werden de Polen overgeplaatst naar het Verenigd Koninkrijk waar hij als korporaal arriveerde.

Mijn vader, rechts op de foto, samen met een strijdmakker in Egypte.

Generaal Maczek stelde in Scotland de 1ste Poolse Pantserdivisie samen en mijn vader maakte daar dan ook deel van uit. Eind juni 1944 maakte de divisie de oversteek naar Normandië.

 In een gevecht in de buurt van Brussel werd mijn vader door granaatscherven getroffen en verbleef enige tijd in het ziekenhuis. Op 29 en 30 oktober 1944 werden o.a. Breda en Prinsenbeek bevrijd. Op zaterdag 4 november werd Terheijden bevrijd en samen met zijn manschappen staat generaal Maczek op de legendarische foto voor de Terheijdense molen.

Poolse bevrijders bij de molen. Niet de legendarische foto.

Na een rustpauze van enkele weken trok het Poolse leger op richting noord Nederland en Duitsland. Deze eindigde uiteindelijk in Wilhelmshaven. In mei 1945 vond de capitulatie van nazi Duitsland plaats. Als sergeant diende mijn vader het Poolse leger en nam hij deel aan militaire operaties in Frankrijk, België, Nederland en Duitsland. Op 22 oktober 1946 werd mijn vader "discharged" voor emigratie naar Nederland waar hij zich samen met andere Poolse soldaten vestigde. In Prinsenbeek heeft hij eerder Joke Frijters leren kennen en zij trouwden op 14 januari 1946. Zij kregen samen zes kinderen. Pas in 1961 werd aan mijn vader door naturalisatie de Nederlandse nationaliteit toegekend. 

Na de afloop van de oorlog ging mijn vader werken bij de AKU in Breda, een van de onderdelen waaruit later AKZONOBEL is ontstaan. Het was hard werken in vier ploegendienst om de kost te verdienen. Na de geboorte van drie dochters werd dan tot grote vreugde van mijn vader een zoon geboren, Bronek Sutarzewicz, die de naamdrager zou zijn. Iets wat in Polen en dus ook voor mijn vader erg belangrijk was. Later volgden nog een dochter en een zoon en het gezin was compleet. Een nieuw bestaan opbouwen was ook in die tijd erg moeilijk en zeker als je als oud-strijder de Nederlandse taal niet machtig bent. Dit gold voor de hele Poolse gemeenschap daar die tegen hetzelfde probleem aanliepen. Door de gemeenschappelijke problemen vormden zij echter ook een hechte gemeenschap die daar waar mogelijk bijeenkwamen en de dingen van de dag met elkaar deelden. De voertaal was uiteraard Pools en zo kregen wij als kind ook de taal deels mee. De kinderen kregen Poolse les op de Heilig Hart school in Prinsenbeek op de zaterdagmorgen en ook waren er danslessen bij Polonia om de Poolse cultuur uit te blijven dragen. Polonia had een dans- en een muziekafdeling.

Muziekgroep Polonia. Foto met dank aan Els van Tilborg- Kliniewski.

In Prinsenbeek had mijn vader weinig contact met de Nederlanders en zijn kennis van de Nederlandse taal was dan ook beperkt. Op onze vragen over de oorlog en hoe dat door hem was beleefd kregen wij nooit een echt duidelijk antwoord en uitleg. Soms zei hij na enig aandringen wel dat we "niet echt weten" wat de Polen en de geallieerden voor West Europa gedaan hebben. Als we verder aandrongen klapte hij dicht en wilde zijn trauma's voor zich houden. Dat isoleerde mijn vader ook weer verder van de Nederlanders en hij bleef voornamelijk in de Poolse sfeer en omgang hangen. De waardering voor de bevrijding en wat de soldaten daarvoor terug kregen vond hij minimaal. De Poolse gemeenschap kwam veel samen en de Poolse Katholieke Vereniging heeft zich jarenlang ingezet voor de belangen van de bevrijders en om de Polen de gelegenheid te geven om met elkaar om te gaan. Jarenlang heeft mijn vader de functies secretaris en penningmeester vervuld binnen de vereniging. Door de taalbeperking bleef, net als bij andere buitenlandse soldaten, een echte beloning uit en kon alleen de vier ploegendienst uitkomst brengen om iets op te bouwen. 

De Poolse soldaten die in Europa zijn gebleven na de oorlog werden door de toenmalige Poolse regering beschouwd als verraders en was het moeilijk voor hen om de familie te bezoeken in Polen. Voor de kinderen van de Polen was pas in 1958 de gelegenheid om naar Polen te reizen voor familie bezoek, weliswaar met veel rompslomp maar we konden in ieder geval naar de familie. Om Nederlands staatburger te worden kregen de Poolse oud-strijders dan ook geen volledige medewerking en werd alles gedaan om dit te traineren. Tijdens familiebezoeken die wel plaatsvonden in Polen vonden er stevige discussies, op zijn Pools, plaats over dit onderwerp. De Poolse familie vond dat de geallieerden tot de Russische grens door hadden moeten stoten en dat Polen dus een vrij land geweest zou zijn na de oorlog. Mijn vader vond dat ook maar kon daarin verder niets betekenen. Wel was hij trots dat hij in Nederland woonde en daar iets opgebouwd had en dat de democratie en vrijheid een groot goed was in Nederland. In Polen waren in die tijd ook de zogenaamde Pewex winkels erg populair bij m.n.de buitenlandse bezoekers die in harde valuta in speciale winkels kwalitatief goede spullen en voedsel konden kopen tegen bijzonder lage prijzen. De Poolse bevolking zelf kon niet in deze winkels terecht tenzij ze harde buitenlandse valuta hadden. Deze sociale ongerechtigheid stuitte mijn vader zeer tegen de borst.

Trots was hij ook toen de eerste Nederlandse bedrijfsbezetting plaatsvond op 18 september 1972 bij de Enka in Breda. Onze neef Leszek uit Polen was die dag op het terrein met mijn vader en vlak voor zijn neus werden de poorten gesloten en mocht niemand er meer in of uit. Zeer verbaasd dat de politie niet kwam om de bezetting te beeindigen kon hij niet geloven dat je dit ongestraft kon doen. Hij is nog een paar keer in Nederland geweest en iedere keer begon hij hierover.

Voor mijn vader was zijn Poolse familie heilig en hij hielp daar waar hij kon. Hij organiseerde in eerste instantie voor de familie inzamelingen van goederen en kleding. Tijdens de voedselcrisis in Polen in de beginjaren tachtig was hij dan ook betrokken bij de verschillende hulp- en voedseltransporten vanuit Nederland naar Polen toe. Dit omdat hij vond dat de hulp op de juiste plaats terecht moest komen zoals weeshuizen, bejaardenhuizen, scholen en niet bij alleen de katholieke kerk die zijn eigen uitgiftenkanalen had die niet helemaal strookten met de opzet van de hulp. De Poolse gemeenschap in Breda en omgeving organiseerde veel van dit soort hulptransporten en hebben hierdoor veel Polen mogen en kunnen helpen.

Tijdens de terugkeer van een van deze hulptransporten ging hij zijn familie in Wielun bezoeken en reisde daarna af naar Nederland. Bijna thuis in Prinsenbeek verongelukte hij bij Bavel op 17 september 1982. De communicatie verliep toen nog slechts via telegrammen en in allerijl werd de familie in Polen op de hoogte gebracht. Voor uitreizen uit Polen was toen nog een visum nodig dat slechts op uitnodiging en met de nodige administratie verstrekt werd. Het telegram werd pas drie dagen na het versturen afgegeven en er was geen tijd om een visum aan te vragen om naar Nederland te reizen. De familie is toen zonder visum naar de grens gereden en uiteindelijk mochten ze met een simpel document van de burgemeester de reis naar Nederland voortzetten. De uitvaart vond plaats in de katholieke kerk in Prinsenbeek. Bij het begin van de dienst was de Poolse familie nog niet gearriveerd. Uiteraard was de dienst bijna in zijn geheel in het Pools en werd geleid door een Poolse kapelaan. Vele Poolse oud-strijders waren aanwezig. Op het moment dat wij als familie de kerk verlieten op weg naar de begraafplaats kwamen drie Poolse familieleden totaal afgepeigerd na een zeer lange reis de baar tegemoet gelopen met een bloemenkrans en de Poolse vlag in handen. Onvergetelijk waren de woorden van mijn moeder die toen riep "daar zijn de Polen" alsof we in de tijd terug gingen. Dit was zeer emotioneel en zou passen in het beeld hoe mijn vader zijn afscheid in Nederland gewild zou hebben.

 

Dit is het verhaal van Zenon Sutarzewicz, Poolse bevrijder, verteld door zijn zoon Bronek Sutarzewicz.